De kinderen liggen net op bed en ik probeer wat spullen bij elkaar te rapen. Morgen gaan we naar Disneyland. Ik ben op zoek naar de tickets. Niet te vinden.
Mijn man weet ook niet waar de tickets zijn. ‘Ze lagen toch in een kast thuis.’ En ze zitten niet in de map met papieren. Er zijn dus géén tickets. Ik houd niet zo van dit soort verrassingen. Ik geloof dat ik een toeval krijg. Wij zijn hier en de tickets zijn aan de andere kant van oceaan. In een kast.
Ik weet ook niet helemaal hoe ik hier zelf gekomen ben. Mijn schoonfamilie vond het leuk om naar Disneyland te gaan. Ik wilde graag naar de natuur. Maar de meeste stemmen gelden en dan ga je soms dingen doen die je minder leuk vindt. Ik voel me dwars. Nu zit ik hier met een jetlag én een toeval én een man die probeert te regelen dat we morgen het park in kunnen.
Mickey Mouse is er. Ik zie ballonnen. Bezoekers zijn zelf half gekleed als stripfiguur. Mooi weer, vrolijkheid en lichte, altijd voortkabbelende muziek. Wij staan bij de kassa voor de kneuzen. Mensen die hun tickets niet op orde hadden. Of andere problemen. Mijn man is met telefoon en allerlei ticketnummers in gesprek met een kassamedewerker. Ik kan Amerikanen vaak niet verstaan. Maar mijn man heeft hier een hele tijd gewoond en praat met hetzelfde accent terug. Binnen een paar minuten staan we binnen. Er zijn hier geen problemen.
Wij zijn kletsnat maar het is een warme dag. Na een rit in de wildwaterbaan – mijn schoonmoeder is halverwege de wachtrij omgekeerd – vraag ik aan een parkmedewerker of er ook een achtbaan is. De kinderen willen best graag in een achtbaan. ‘Nee, de achtbaan gaat niet over de kop, maar wel achteruit.’ ‘En is zeker ook niet erg eng en geschikt voor kinderen van 6 jaar.’ We gaan op zoek naar de achtbaan.
Mijn dochter zit in het stoeltje naast mij in de Mountain Railroad. We gaan nog maar héél langzaam omhoog en de rails buigt af. De rails houdt gewoon op. Ik zeg tegen mijn dochter dat we dan zo wel achteruit zullen gaan.
Het gaat loeihard en we gaan het donker in. Ik zie mijn dochter niet meer. Als ik al kon kijken. Ik heb nog nooit zo hard gegild. Na wat een eeuwigheid lijkt, komen we aan het einde van de rit. Mijn maag zit omgekeerd in mijn lichaam. Mijn dochter zit bleek naast me. ‘Dit had ik niet moeten doen, mamma’, piept ze met een heel klein stemmetje. We klauteren verdwaasd uit het karretje en ik geef haar aan haar vader. Ik ben verstijfd van angst en klam van het zweet. Mijn dochter begint onbedaarlijk te huilen. Iedereen is hier vrolijk, de muziek tettert door en we eten een ijsje om onszelf te troosten.
We lopen door themaland Africa en komen terecht in de straatvoorstelling met dans. Het is zo warm dat het zweet ons al van de ruggen loopt. De dansers barsten van de energie. Ik zeg tegen de kinderen dat ik ook zo gedanst heb. Dat vinden ze heel gek. We klappen hard voor de mooie kunsten uit de Afrikaanse dans. Eigenlijk zoeken we het festival van de Lion King. In de app van het park, die ík niet eerder bekeken heb, kun je van te voren plekken reserveren. Puntje gemist in de voorbereiding. Dat reserveren lukt nu zeker niet meer, maar dan gaan we wat eerder naar de wachtrij.
Een vriendelijk servicemedewerker komt naar ons toegelopen. ‘Of we nu al mee willen naar de voorstelling en met hoeveel personen we zijn?’ Mijn schoonmoeder sputtert tegen. Er kunnen wel onverwachte dingen gebeuren als je zo wordt meegenomen. En daar houdt ze niet van. Ik loop vrolijk mee en we worden afgeleverd bij een bankje op de eerste rij. Mijn schoonmoeder schiet snel naar een bankje achter ons. We hebben erg mooi zicht op de eerste dansers die de arena in rennen. Dan wordt mijn man van het bankje geplukt. Of hij Pumbaa het knobbelzwijn wil oproepen. Hij toetert met zijn handen aan zijn mond door de arena. Dit klinkt nog niet helemaal als het knorrende geluid van een zwijn. Wij liggen dubbel van het lachen.
Als de voorstelling bijna ten einde is, wordt de kinderen een instrument in handen gedrukt. Ze lopen in de arena een paar rondjes mee met een optocht van muziek, dansers en steltenlopers en de pret straalt van hun gezichten af.
Eén ding willen we nog zien. Avatar, het land van de blauwe menswezens. Het is groot en adembenemend mooi nagebouwd. Ik sta met de papieren plattegrond van het park opengevouwen in mijn handen. Ik kijk vertwijfeld in het rond. De wachttijd voor de Na’vi River Journey bedraag 1 uur en 30 minuten. De rit in die attractie duurt ongeveer vier minuten. Mijn gezin dwaalt afgeleid en moe rond in mijn omgeving.
Een mevrouw schuift haar gezicht tussen dat van mij en de plattegrond. ‘Hoe het gaat? En waar we vandaag komen?’ De vrouw staat bijna springend voor me en hoewel ze niet meer zo jong is, heeft ze een gemaakt jeugdig gezicht. ‘Het is zo’n mooie dag en ze kan ons allemaal meenemen naar de River Journey’. Ik wapper mijn gezin en schoonmoeder bij elkaar. We mogen mee de attractie in, met voorrang. De enthousiaste vrouw en haar bescheiden (maar vast steenrijke) man hebben een VIP-arrangement en vandaag een persoonlijk assistent die ze door het park begeleid. We lopen met hen mee door een achteringang, via deuren die met speciale sleutels open worden gemaakt en langs alle rijen wachtenden. Binnen een paar minuten zitten we in een boot die ons meeneemt naar een droomwereld.
Nog niet helemaal ontwaakt uit de droom wordt er even enthousiast gevraagd of we ook mee willen naar de Avatar Flight. Dat vinden wij natuurlijk heel leuk. Ik besluit maar even te negeren dat ik misselijk word van 3D.
Ik zit ingeklemd tussen twee beugels op een soort stalen motorfiets. Ik kan er niet uit en ik heb het benauwd. De wind slaat door mijn haren, we duiken over oceanen en rotspartijen, suizend op een gevleugelde mountain banshee. Ik kijk af en toe door een half oog mee. Ik kan mijn ogen niet open maken want dan val ik zeker van mijn fiets. Te pletter op de bodem van de jungle en wordt opgegeten door een reuzenspin. De vrouw zit gillend van plezier met haar handen in de lucht naast mij. Mijn schoonmoeder heeft haar ogen stijf dicht.
Na de rit strompel ik van mijn fiets. We nemen uitgebreid afscheid van de vriendelijke Amerikanen. De frisse lucht brengt me met twee benen weer recht terug op aarde.
Ik ga graag de natuur in. De natuur in Florida is adembenemend mooi en rustgevend. Ik zie dolfijnen, een mantee, flamingo’s, alligators, schildpadden.
Mijn kinderen springen in witte golven. Ik zie het einde van een donkerblauwe oceaan. Een einde dat niet te zien is.