Maart 2020
Ik kijk naar de onderkant van mijn blouse. Er is een knoop af. Ik trek hem toch maar aan. Niemand ziet het.
Op mijn gympen wandel ik door het park. Mijn haar staat uit elkaar. Ik kan niet naar de kapper. Toch zit het altijd zo. En ik heb het ook geborsteld vanmorgen. Op het scherm ziet het er vreemd uit.
Als ik thuis ben, trek ik vaak mijn sloffen aan. Anders heb ik koude voeten. Op mijn sloffen door de crisis.
Mijn kleding is deze weken misschien wat losser. Mijn verantwoordelijkheidsgevoel voor mijn werk en voor mijn maatschappelijke bijdrage is dat niet.
We hebben thuis best vaak een gesprek over wat een maatschappelijke bijdrage is. Mijn man vindt zijn maatschappelijke bijdrage bestaan uit het betalen van, zijn woorden, heel veel belastingen. Daarnaast zijn we een soort ‘mini Schiphol’. We betalen voor de kinderopvang, de hondenuitlaat, de sport van onze kinderen, af en toe de oppas, de hulp in de huishouding.
Ik vind dat niet voldoende. Ben vaak op zoek naar meer zingeving. Ik schrijf brieven voor Amnesty International, ik ben penningmeester van de ouderraad en als er een buurtfeest is, dan ben ik vrijwilliger. Ik werk bij de overheid. Mijn man zegt dat ik tevreden mag zijn. Dat ik voldoende bijdraag voor mezelf én voor hem. Maar het voelt soms onvoldoende. In mijn hoofd is het onvoldoende.
In deze tijd kunnen we als gezin onze maatschappelijke bijdrage leveren door zoveel mogelijk thuis te blijven. En zo min mogelijk mensen te ontmoeten. Ook mini Schiphol draait door, al ontvangen we er geen diensten voor. Maar ik heb geen diploma op zak om als verpleegkundige aan de slag te gaan. Ik kan me niet te melden bij onze buren, een verzorgingstehuis. Er wordt me gevraagd om zoveel mogelijk thuis te blijven.
Mijn dochter (7): ‘Nu is het de eerste Koningsdag dat we thuis moeten blijven. En dan is er ook nog dat virus’.
Koningsdag 2020. We zingen het Wilhelmus bij de tv, maken een hinkelbaan en ik lees een tijdschrift.
Koningsdag 2020. De Coronacijfers: 43 doden, 65 ziekenhuisopnamen en 29 minder op de IC.
Het is minder aan het worden. De cijfers zijn groot. In mijn hoofd verdubbel ik het aantal. Ik kan wel huilen als ik het lees. Ik lees het één keer per dag, elke dag één keer. Het zijn mensen. Waarvan afscheid wordt genomen. Die verpleegd worden. Die een gezin, familie, vrienden hebben. Die nog heel lang moeten herstellen.
Ik blijf binnen. Op mijn sloffen.