Ik sta op het punt om te starten in een nieuwe rol. Ik word teamleider. Iemand vraagt me of ik dan jasjes ga dragen. ‘Of ik dan jasjes ga dragen? Waarom?’, vraag ik. ‘Nou, teamleiders hebben jasjes aan. De andere collega’s niet, maar de teamleiders wel.’ Een groot vraagteken verschijnt boven mijn hoofd. Maar nu het zo gezegd wordt, zie ik het beeld wel voor me. Ik heb zelden een rechercheur in een jasje gezien. Misschien bij een overleg. Of een gesprek met een officier van justitie. De teamleiders dragen jasjes. En als je afdelingshoofd bent, dan heb je een stropdas erbij. Wat een giller.
Ik heb een hekel aan jasjes, voel me erin opgesloten. Ik krijg het heel warm in een jasje. Als het een beetje tegen zit dan ga ik nog zweten ook. Ik had een paar exemplaren gekocht met een soepele stof. Ze hangen ongedragen in de kast. En ik heb één donkergrijs jasje voor begrafenissen en crematies. Bij de crematie van mijn vader heb ik trouwens een blauwe jurk aangetrokken. Een verhoogde trap van jasjes zijn zwarte jasjes en ook zwarte pakken. Ik houd helemaal niet van ‘ de kleur’ zwart. ‘Zal ook wel goed zijn voor je uitstraling’, dreint de stem in mijn hoofd. Het is ook een kleur die de meeste mensen niet staat. Zwarte kleding zou verboden moeten worden.
Ik ben bij een training. We moeten zingen en ik word daar erg blij van. Ik weet het op dit moment nog niet, maar deze liedjes zing ik jaren later nog. Ook met mijn vader in het verzorgingstehuis en de blije hoofden van de kinderen erbij.
Dan moeten we één voor één naar voren komen om een refrein voor te zingen. De trainer houdt ons voor dat er twee categorieën mensen zijn. Groot stemvolume en dragende, lage tonen. Of hogere tonen en minder dragend. Ik zit uiteraard in die laatste categorie. En ik mag gaan oefenen met het spreken in lage tonen. ‘Oefenen in lagere tonen?’, zingt de stem in mijn hoofd. ‘Ik ben al honderd jaar een sopraan en nu moet ik een bas worden?’ De trainer geeft aan dat het te maken heeft met je uitstraling in leiderschap en je effectiviteit om dingen bij andere mensen voor elkaar te krijgen.
Ik ben een paar weken teamleider en ik heb een overleg met mijn baas. We zijn zo’n beetje klaar en ik vertel hem dat ik snel gewend ben aan mijn nieuwe rol. En daarbij het dragen van de verantwoordelijkheid en het in contact zijn met je teamleden. ‘ Hoezo?’, vraagt hij, ‘Dat wist je toch al toen je ging solliciteren?’. ‘Ja’, zeg ik, ‘Ik heb het met mooie woorden verteld toen ik solliciteerde en ik had er misschien een bepaald beeld bij. Maar nu kan ik het ervaren en het past me goed. Ik word er blij van.’
—
Week zoveel dat de scholen dicht zijn. ‘Hoe het gaat met de kinderen thuis en het onderwijs?, wordt me gevraagd. Moeilijke vraag, denk ik. Ik word er af en toe knettergek van. Ik vind het ook wel erg gezellig. Wel lastig ook dat ik aan einde van de werkweek nog een dag moet ‘lesgeven’. Bovendien heb ik dan mijn eigen werk nooit af. ‘Binnenkort gaan ze weer naar school en dat is voor iedereen beter’, antwoord ik. ‘Vooral omdat ze op school toch beter bij de les blijven en al hun leeftijdsgenootjes zien.’
Mijn man heeft deze vraag nog nooit gekregen. En ook niet de vraag hoe hij zijn werk combineert met de kinderen. Ook niet of hij het gevoel heeft dat hij weleens te weinig tijd aan zijn kinderen besteedt. Niet of hij weleens nadenkt over de kleding die hij die dag aantrekt. En niet of hij er weleens over heeft gedacht om minder te werken. Of de hilarische vraag ‘Werk jij echt fulltime?’.
Ik geef toe, allemaal nuttige vragen die elke werkende ouder zichzelf mag stellen. Al was het maar omdat de kinderen op school onderling grapjes maken over de Buitenschoolse Opsluiting (BSO).
Mijn dochter draagt vandaag een donkerroze trui met daarop een glitterende pailetten-eenhoorn op een rood-oranje legging. Ze zet haar rendieren-oorwarmers op en trekt haar turquoise jas aan. Ik vind het een prachtige kleurencombinatie. Dit schijn je niet te kunnen dragen als je volwassen bent en niets te zoeken hebt in de mode- of showbusiness. Het gehalte spijkerbroeken met ruitjes overhemd is op kantoor veel aanwezig. Met als uitspatting een hemd aan de binnenkant afgewerkt met een stof met een bloemetjesmotief.
Ik sta voor mijn kledingkast. ‘Zal ik morgen een jasje aantrekken?’, denk ik. Vertwijfeld schuif ik de kledinghaakjes opzij. Nette broeken, blouses. Morgen heb ik voor het eerst een afspraak met een aantal collega’s van mijn nieuwe team. Dan zou ik best een jasje aan kunnen trekken. ‘Ach’, denk ik, ‘Ik doe het mooi niet. Mijn leiderschap hangt niet af van een stom jasje.’
Ik leg een trui klaar met brede horizontale strepen in roze, bruin, rood en blauw. Op de voorkant is met glinsterende draad en kraaltjes een veelkleurige aap geborduurd. Zometeen mijn nagels roze lakken.
Overigens: Gefeliciteerd!! Het is vandaag Internationale Vrouwendag.