Een bliksem en een donder

Man en ik hoeven niet in quarantaine want we zijn twee keer ingeënt. Dat voelt vreemd.
Gisterenavond kerngezond en springlevend. Vanmorgen spierpijn, hoofdpijn, koude rillingen. We weten niet hoe, maar zoon heeft ergens Corona opgelopen.
Direct wat speurwerk op rijksoverheid.nl. Kwam geen GGD aan te pas. ‘Degene die besmet is, moet in een eigen kamer blijven, eigen handdoeken en eigen sanitair gebruiken.’
Gisterenavond heb ik hem gewoon geknuffeld. Hij wil dat niet meer zo graag, maar het kan nog net. Hij wordt al bijna tien.
Nu hangt zoon op zijn kamer. Met Donald Ducks en een Ipad.

Dochter moet ook in quarantaine. Voor een aantal dagen, dan kunnen we haar laten testen.
‘Test de huisgenoot negatief en heeft deze geen klachten, dan mag de huisgenoot na vijf dagen weer naar buiten.’
Dochter heeft een slecht humeur. In tegenstelling tot de zieke.
Om de tijd stuk te slaan, gaan we bakken. Bagels deze keer. Na uren werk – dat idiote deeg moet drie keer rijzen – komen er platte, harde crackers uit de oven.
Inmiddels regent het pijpenstelen. De lucht wordt donker. En donkerder. Een lichtflits verlicht de keuken een seconde. Een enorme knal. We gillen. Nog een bliksem, een donder en de lucht is weer lichtblauw.

Een schurend geluid uit de richting van de voordeur.
‘Ik ga wel kijken’, piept dochter. Ze is niet bang aangelegd. Helaas.
Ze skeelerde van een hoge brug af, nam de bocht en haar hele gezicht lag open. De volgende dag ging ze alweer.
Ik houd mijn hart vast en mijn mond dicht, want ik wil geen curlingouder zijn.
‘Het is pappa maar!’
Achter een kluwen van jassen, petten, manden, tassen, schoenen, slippers en skeelers, staat man half gebukt in de meterkast te rommelen.
‘We hebben geen internet meer.’

Ik pak mijn telefoon en check of de Wifi eruit ligt. Inderdaad.
Zoon komt naar beneden. Zijn game is vastgelopen.
‘Of we daar even wat aan kunnen doen.’
Man rent de trap weer op. Roept dat hij zo een call in moet.
‘Ik kijk straks wel!’

Het weer knapt op. De zon schijnt. Ik ga wat in de tuin doen.
Zoon knapt ook op. Ik lok hem naar buiten. Hij houdt angstvallig anderhalve meter aan. Het humeur van dochter blijft hetzelfde.
Zoon eet boven.
‘Ik wil jullie echt niet besmetten.’
Ik schep pasta op de borden. Dochter brengt een bord naar boven. Een colaatje erbij.
‘Kom je? We gaan eten.’
Man roept terug vanuit de woonkamer: ‘Ik ben aan het bellen met Ziggo.’
Nog meer gerommel in de gang. De pasta wordt koud. Als wij ons bord bijna leeg hebben, schuift hij aan.
‘Ze weten niet waar het aan ligt. We hebben verschillende dingen geprobeerd. Het zou wel eens kunnen dat we voorlopig geen internet hebben.’
Hij neemt een hap.
‘En de monteur komt dinsdag.’
Vol ongeloof staren we hem aan.
‘Kan ik dan wel Netflixen?’, vraagt dochter.

Ochtend.
Liggend in bed peins ik over elektrische lading, natuurkunderegels – nooit goed opgelet -, leven zonder Wifi, hackers en het einde der tijden. Het gaat snel in mijn hoofd.
‘Trouwens’, zei man, ‘toen het zo onweerde, had ik mijn oortjes in. En ik voelde, bzzzt, een elektrische lading.’
Dat vind ik echt creepy. Ik staar naar het plafond. Als ik nu ga lezen, dan is mijn e-book zo uit. Een nieuw boek moet ik inladen via 4G. 4G bleek gisteren traag. Héél traag.

Beschroomd stuur ik een appje naar de buurman. Ze zijn op vakantie.
‘Of we misschien hun Wifi een aantal dagen mogen gebruiken?’
Het voelt als een brutale vraag, een inbreuk op hun digitale privacy. Blijkt dat bij hen alles op de Wifi zit. Camera’s – sta ik daar ook op? – televisie, geluid. Ik ga dit glibberige privé pad niet verder op.
‘Zeg lief’, mijn stem zegt genoeg, ‘kun je Ziggo niet nog een keer bellen?’
Man belt met Ziggo. De monteur komt niet eerder dan dinsdag. Als het tegenzit dan is de netwerkkabel die in de openbare ruimte ligt kapot. Een traject met vergunningen, graven en andere ellende.
‘Nee, dat meen je niet?!’

Het humeur van zoon is wisselend.
Dag vier van de quarantaine. De GGD belt. Ze bestaan dus, de mensen van het bron- en contactonderzoek.
De quarantaine van zoon is geen vijf maar zeven dagen. Hij ontvangt het bericht luid jammerend.
‘En dan ook geen Wifi. En een vervelend zusje!’

Bij het ontbijt weten we het nog niet, maar er zijn reddingsboeien nabij in ons netwerkloze quarantaine leven.
4G – daarmee zink je net niet -, de hutspot, de platenspeler, een zachte, foeilelijke, oranje bal en analoge tv.
‘Hoe werkt de platenspeler ook alweer?’
Ik heb het apparaat een paar maanden niet gebruikt en kijk glazig naar het handeltje. Buk me even om de naald te bestuderen. Normaal zet ik muziek op met wat duimdrukken op mijn telefoon.
Man heeft een geluidsbox aangesloten op de platenspeler. Muziek die ik al draaide als tiener, schalt door de kamer.
Ik vertel zoon en dochter een verhaal van de muziek van Ladysmith Black Mambazo en Paul Simon.
‘De plaat en zijn verhaal’, grinnik ik. Mijn hemel. Ik word echt oud.

‘Mag de hutspot aan’, vraagt dochter elk half uur.
Ze hebben afspraken met man gemaakt. Af en toe gaat de hotspot van zijn mobiele telefoon aan. Teveel apparaten tegelijkertijd en de verbinding wordt traag. Maar, drie keer per dag hutspot vrolijkt zoon en dochter behoorlijk op.
Ze vinden een oranje bal en gaan lummelen. Ik luister naar een plaat en staar uit het raam. Zoon, dochter en man joelen door de woonkamer. De bal vliegt af en aan om mijn oren en die van de hond.

De jaloezieën zijn naar beneden en het is half duister. Dochter springt op en neer met een koptelefoon over haar oren.
‘Komen jullie zo naar mijn voorstelling kijken?’
‘Ja! Zo, heel even, want dan gaan we eten.’
We kijken naar een one-girl-silent-disco. Dochter zingt iets en lacht. Man zingt mee. Hij zingt nooit.
‘Wat is het eigenlijk?’, vraag ik. De stekker van de koptelefoon gaat eruit en Metallica scheurt door de woonkamer.
’Enter night, exit light. Gaan we straks nog lummelen pappa?!’

Het beeld flikkert. Neonkleuren. Ik zie een tweede zender door Annechien Steenhuizen heen.
‘Welke stekker moet ik er ook alweer uithalen?’ Ik trek de stekker eruit en stop hem direct weer terug. Het beeld licht op. Ik scroll door tvgids.nl. Stipt om half negen zit ik op de bank. Een film met Jennifer Anniston begint.
‘Ik ga een boek lezen’, zegt man.

Ik werk thuis.
Teams via de telefoon is armzalig. In het koffie-overleg kan ik zeker de helft verstaan van wat mijn collega’s zeggen.
Dochter is naar de opvang. Gisteren getest bij de GGD.
Man en ik zelf een stokje in onze neus. Voor de zekerheid.

Dag zes van de quarantaine van zoon. Hij hangt op de bank. Met Donald Ducks en de Nintendo. De lucht is grijs. Het regent.
Ik leg een plaat op met een diep hemelsblauwe kleur.
‘Vanmiddag kun je wel op de hotspot.’
‘Op de hutspot’, lacht hij.
We eten zwijgend een boterham en luisteren naar Doe Maar.

Een gedachte over “Een bliksem en een donder

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s