‘Mensen met HSP kunnen erg driftig zijn.’
‘Nee. Nee toch’, jammer ik.
Ik ben echt een driftkop. Niet op mijn werk. Ben ik reuze beschaafd. Maar thuis. Af en toe sloeg ik met een kussen tegen het bed. Staat ook in het boek. Of dat je op de grond kunt stampen als je overprikkeld bent.
Toen we de kinderen nog in bad deden. Gelach en gespetter. Via de badkamertegels echoot het in mijn oren. De damp die van het bad af slaat benauwd me. Ik draai me om en laat man achter bij de kinderen. Naar beneden.
Als het gebadder klaar is, komt hij geërgerd naar beneden.
‘Waar was je nou? Je kunt toch wel even helpen?’
Ik foeter terug: ‘Ik word er knettergek van. Jullie maken de hele tijd herrie.’
Dan morrend verder: ‘Het rammelt in mijn hoofd. Kunnen jullie niet een keer wat rustiger doen?’
Die avond stelt hij voor dat ik nog iets leuks ga doen deze week. Iets voor mezelf.
‘Hoe kan ik nou nog een avond weggaan? Mijn energie is op. Ik word al moe van het idee dat ik de deur uit moet.’
Goedbedoeld. Maar een nutteloze suggestie.
‘Als we het in dit boek hebben over hoogsensitiviteit, dan gaat het dus heel specifiek om deze diepgaande verwerking van prikkels; wat er met de input gebeurt in de hersenen.’
Dit is pas pagina vijftien van het zelfhulpboek en ik weet nu al hoe laat het is. Ik sla de bladzijde om. Met tegenzin lees ik verder.
‘Nee hè. Een oefening.’
Ik heb een pen nodig.
‘Hoe zorgde je ervoor dat je weer ‘normaal’ kon functioneren?’
Ik krabbel neer: ‘Benoemen aan de ander, uit de situatie stappen als dat mogelijk is, rust creëren in de situatie, na afloop een pauze nemen, de week evenwichtig indelen en zo een energiebalans behouden.’
Ik lees het nog een keer en dan ben ik best tevreden. Nog maar een glas water pakken en de zonneluifel naar beneden draaien.
Het boek is bijna uit. Ik ga terug naar wat ik op bladzijde twaalf heb neergepend.
‘Hoe zou jij hoogsensitiviteit omschrijven?’
‘Kwetsbare balans tussen prikkels en rust. ‘Gemiddeld’ veel verwerkingstijd nodig hebben. Veel soorten indrukken tegelijkertijd moeten verwerken; horen, zien, ruiken, (in)voelen, details, eten en drinken.’
Met vlag en wimpel geslaagd voor de zelfhulptest.
We gaan zo naar buiten. Met een zucht leg ik het boek weg.
We wandelen in de smalle steegjes van de oude stad. Ik kijk omhoog. De avondzon straalt in de hoogte tegen de gele en oranje gevels aan. Geroezemoes in de zwoele lucht. De geur van eten.
Man slentert voor me uit en maakt foto’s.
‘Uhuh’, zeg ik, in antwoord op een opmerking die ik niet verstond.
De lucht gaat door me heen. Ik sluit mijn ogen.
Ik zal het hele boek nog een keer lezen. Mijn kriebelige aantekeningen erbij. En het diepgaand verwerken.
***
Bladerend in het boek. Ik lees hier en daar een passage.
Een potje tennis met zoon. Een potje yahtzee met dochter. ‘Hoogsensitieve personen zijn erg alert op problemen en verantwoordelijkheden. Ze kunnen zich verantwoordelijk voelen voor taken of problemen die niet van hen zijn. Het oprapen van eieren van anderen.’
Ik nam afscheid bij mijn vorige werk. Een last valt van mijn schouders. ‘Wat jammer dat je weggaat.’ ‘We gaan je kleurrijke persoonlijkheid missen. Je hebt zoveel werk gedaan.’
Bij mijn afscheidspraatje zeg ik: ‘Ik ben heel open. Het maakt dat ik me hier kwetsbaar voel, bijna naakt. Alsof mensen door me heen kijken. Daarom is het tijd om weg te gaan.’
Ik moest naar mezelf gaan kijken. Niet naar de collega’s die ik binnenkort niet meer zou zien.
Ik leg het boek neer en ga spullen bij elkaar rapen.
Ik denk dat we bijzonder zijn.
Met onze rugzakken en blozende kinderen. De eerste etappe heb ik in mijn hoofd al tien keer gelopen. Ik vroeg me af of we het wel zouden redden. Of de zon zou schijnen. En de kinderen het leuk zouden vinden.
Volgens de gids moeten we de looptijd verdubbelen. Het bezorgde me hoofdbrekens.
Het inpakken van de rugzakken. We moeten de juiste spullen bij ons hebben, maar niet te veel. De laatste sportshirts in een handwas. De auto weer volgepropt.
We eten om half acht een boterham op de parkeerplaats. Onze rugzakken omdoen en gaan lopen. Naaldbomen, vennetjes, de boomgrens. Beken en almen. Tussen koeien en poep door.
De kinderen rennen nog net niet naar boven. Ik er hijgend als laatste achteraan.
Steiler, steiler. Rotsblokken in de wolken. Regenjassen aan en hoezen om de tassen. Het zicht is niet meer dan tien meter. Mijn poriën staan open van het zweet en de frisse berglucht. Op deze hoogte hoor ik bij de aarde. Boven op de kam staat de berghut.
‘Doorgeef-high-five! Mam, we hebben het gehaald.’
In de namiddag is het in de hut gezellig druk. Belgische, Oostenrijkse en Nederlandse gezinnen met blozende kinderen.
Twee laatste dagen. Het buitenbad is gesloten omdat het te koud is.
Binnen is het klam en alles toetert.
Ik vind een loungestoel. Naast me krijst een vrouw tegen haar kind. Het kind schreeuwt terug. Ik frons en lees dat bij overprikkeling onze prefrontale cortex niet goed werkt.
‘Stress kan iedereen overkomen, maar mensen met HSP zijn hier, vanwege hun gevoeligheid voor overprikkeling, veel vatbaarder voor.’
‘Waaraan merk jij dat je overprikkeld bent?’
Ik noteer: ‘De stem in mijn hoofd niet meer kunnen horen.’
Die helpt nu met het lezen van het boek. Af en toe kijk ik op en scan mijn omgeving. De hoge duikplank is open. Drie stoelen verderop zit een man ook te lezen. Naast me begint de vrouw weer te krijsen.
‘Naar schatting is vijftien procent van de populatie hoogsensitief. In Nederland en België zijn dat alleen al meer dan vier miljoen mensen.’
Ik dacht dat ik bijzonder was.
Wederom goed geschreven Karin en een les in kwetsbaar opstellen! Jij bent juist bijzonder omdat jij zoveel mensen deelgenoot maakt van jouw imperfecties. Dat zouden meer mensen moeten doen!
Waar haal jij de tijd vandaan om ballen in de lucht te houden?
LikeLike