Het is een niksige dag. Gisteren is niets bijzonders gebeurd. Vandaag gaat niets bijzonders gebeuren. En morgen ook niet.
Boom kijkt om zich heen. De heg is gegroeid en staat langs het pad als een langwerpig stekelvarken. Het riet zwaait rustig heen en weer. Op de vijver dobberen kuifeenden.
Boom dagdroomt van andere plaatsen waar de wereld een andere kleur heeft.
‘Bij elke windvlaag verspreiden glinsters uit mijn takken zich door de lucht. Het gras glanst als de veren van een pauw. In het water van de kreek strijkt een groep lepelaars neer. De glinsters gaan over in de oranje schittering van de zon.’
Boom zucht. Dan kijkt hij verwonderd op. Ekster en gaai vliegen luid kibbelend rond. Ze landen op het gras onder boom.
‘Zo’, zegt boom, ‘Wat is er aan de hand?’
Verstoord blikken de twee zijn kant op.
‘Wat gaat jou dat aan?’, vraagt gaai.
Een eikel valt uit haar bek. Ekster raapt hem snel op.
‘We maken gewoon een beetje ruzie.’
‘Waarom?’, vraagt boom.
Gaai slaat met haar vleugels. Ekster zwijgt.
‘Als je zo goed ruzie kunt maken, dan ben je vast goede vrienden’, zegt boom.
Gaai is stil.
Ekster laat de eikel vallen. Hij krast en mompelt tegen gaai: ‘We gaan maar weer eens.’
Ze vliegen een eindje richting de vijver.
Boom zucht.
Gepubliceerd in: LRM