De vracht (proloog, versie 2024)


Jan schrikt op als er een houtduif in de schemering vlak langs de zwarte bestelbus fladdert. De duif landt op een tak in één van de bomen die langs de klinkerweg aan het begin van het bos staan.
Met een sigaret in zijn hand staat Corné tegen de portier van de bestelbus aangeleund. In het schemerdonker licht de punt van de sigaret op.
Jan blaast in zijn handen en loopt naar de achterzijde van de bus. Daar controleert hij of in de laadruimte langs de wanden alle klusmaterialen goed vastgezet zijn. Meer ruimte kan hij niet maken. Dit moet straks voldoende zijn voor alle kratten.
Waar blijven ze toch? Geërgerd haalt hij zijn telefoon uit zijn broekzak en checkt zijn berichten nog een keer. Zo moeilijk kan het toch niet zijn om op een afgesproken tijdstip hier te zijn? Het lukte ze zelf ook na dik negen uur rijden.

Dan verschijnen in de verte koplampen die snel dichterbij komen.
Met samengeknepen ogen kijkt Jan tegen het licht van de koplampen in en controleert het buitenlandse kenteken van de vrachtwagen, die met piepende remmen tot stilstand komt. Drie brede kerels – type sportschool – stappen uit. Twee van hen lopen direct naar de achterzijde van de vrachtwagen en sjorren het zeil los. De derde loopt richting Jan en steekt zijn hand uit.
‘Hello,’ zegt hij met een zwaar accent in het Engels, ‘Radu.’
Bedachtzaam scant Jan hem van top tot teen. ‘Jan,’ zegt hij, ‘de zoon van Gert.’
‘You show me that money is here,’ vervolgt Radu direct. Hij wrijft over een litteken dat dwars over zijn kin loopt.
Nou, denkt Jan, die windt er geen doekjes om en hij opent de rits van de oude sporttas.
Radu buigt naar voren, werpt een blik in de tas en knikt. ‘You give me. I count.’ Hij trekt de tas uit Jans handen. ‘You go and take dogs.’

Intussen sjouwen de twee andere mannen zonder een woord te zeggen in hoog tempo met grote kunststoffen kratten, die ze op de klinkerweg voor de bus uit hun handen laten vallen. De kratten zijn aan één zijkant afgesloten met een klep waar een klein rasterwerk in zit. Af en toe klinkt er vanuit een krat gejank of gepiep van één van de dieren.
Corné pakt één van de kratten op van de grond en loopt ermee naar de laadruimte van de bestelbus.
Even twijfelt Jan, maar dan laat hij Radu staan om mee te helpen met het sjouwwerk.
Voor de bestelbus worden de stapels met kratten snel hoger en Jan en Corné kunnen het tempo van de twee mannen niet bijhouden. Dan sjort één van de mannen het zeil van de vrachtwagen weer dicht en de andere man stapt in de cabine. Hij neemt plaats achter het stuur.
Als Jan zijn vierde krat van de stapel oppakt, hapt hij naar adem. Wat een stank! Door het rasterwerk aan de zijkant probeert hij de inhoud te bekijken. Wat ís dit?!
‘Hé Radu,’ roept Jan, ‘are these dogs okay?’
Radu haalt zijn schouders op en springt op de treeplank van de cabine. ‘Money okay,’ zegt hij bars tegen Jan, ‘dogs … I don’t know.’ Hij stapt in en slaat het portier hard achter zich dicht. Dan schiet de vrachtwagen in zijn achteruit met een hoge snelheid de klinkerweg op.
Vertwijfeld haalt Jan zijn handen door zijn haar. Zijn blik gaat van de vrachtwagen naar de achtergebleven kratten en terug en hij opent één van de kratten. Hij deinst achteruit. ‘Potverdomme! Als ik die gasten te pakken krijg!’ roept hij richting Corné.
‘Wat dan?’ zegt Corné.
Met een vlakke hand slaat Jan tegen de zijkant van de bestelbus, een norse blik gericht op de dode pups in de krat.

Een gedachte over “De vracht (proloog, versie 2024)

Plaats een reactie