We kijken één keer per jaar wielrennen. De wegwedstrijd van de mannen voor het Nederlands Kampioenschap.
Als de koers start, dan lopen we over het grindpad naar het hoogste punt van de Kruisberg. De renners vliegen door de bocht. We sloffen terug. Op de televisie kijken we waar de renners zijn. We rennen terug. Tot we een paar keer op en neer zijn geweest en de lol eraf is. Onze sandalen onder het stof.
Ik weet niet eens of mijn vader meeging. Waarschijnlijk maaide hij het gras of kluste hij ergens in ons oude huis.
Hij houdt niet van sport. Mijn moeder trouwens ook niet. We kijken thuis nooit sport. Alle sporttoernooien tot het jaar 2000 zijn volledig langs mij heen gegaan.
Op mijn studentenkamer volg ik op een zwart-wit tv’tje voor het eerst de Olympische spelen. Ik zit helemaal in de judowedstrijden.
Vandaag is de geboortedag van mijn vader. Ik kan het moeilijk zijn verjaardag noemen want hij leeft al ruim vier jaar niet meer.
Wat hij van de Tour vond? Onzin. Ik hoor het hem zo zeggen.
Sport is emotie. Dat was niet aan hem besteed.
Ik zit al jaren in mijn eentje in een fanclub voor Marianne Vos.
Ik ging minder fietsen. Zij meer. Ik liet me altijd vertellen dat ik keuzes moest maken. Zij niet. Ik slofte door het juridische leven. Zij ging harder fietsen.
Een vrouw wint een etappe en neemt een of andere baby mee het podium op.
‘Tsja’, denk ik dan.
Een vrouw wint een etappe. Ze huilt zo lang bij het interview dat ze geen verhaal kan maken.
‘Bijzonder’, denk ik.
De interviewer zegt na de derde etappe tegen Marianne Vos: ‘Iedereen gunt het jou enorm. Ik zie dat je straalt.’
‘Ja’, zegt ze, ‘Dat is het geel denk ik. Dat straalt van zichzelf.’
Achter haar mondkapje zie ik een grijns van oor tot oor.
En ik smelt.
Van dinsdag 26 juli: Stef
Van zondag 24 juli: De kasseien van Parijs
2 gedachtes over “Sport is emotie”